Tentoonstelling

KOEL310 | expo, 24 maart t/m 13 april 2019.

Toespraak van Maria Campmans

Tussen Toegankelijkheid en Ontvankelijkheid

Over de esthetische ervaring

Toen Harry mij vroeg of ik het openingswoord voor zijn tentoonstelling zou willen spreken, heb ik geen seconde getwijfeld: Harry is voor mij een bijzonder persoon – als kunstenaar en als mens. De afgelopen maanden hebben er veel telefoongesprekken tussen Amsterdam en de Bodensee plaatsgevonden. In de aanloop naar deze tentoonstelling hebben we elkaar de vraag gesteld waar het in de kunst nou werkelijk over gaat. Vele filosofische gesprekken volgden. Samen zijn we er uitgekomen: in de kunst, concreter gezegd, in de persoonlijke esthetische ervaring die wij in de ontmoeting met een kunstwerk kunnen beleven, gaat het erom een toegang tot het kunstwerk te verkrijgen, door als toeschouwer een ontvankelijke houding aan te nemen. Toegankelijkheid en ontvankelijkheid dus. Dit moest de leidraad van zijn tentoonstelling worden. Het is de symbiose tussen deze twee sferen van toegankelijkheid en ontvankelijkheid, die de confrontatie met kunst tot een ontmoeting met uw ware zelf, in aanblik van het kunstwerk, mogelijk maakt.

Friedrich Schiller was van mening dat kunst een symbolische spiegel is waarin de mens met zijn hogere natuur in aanraking kan komen. Alleen door religie en kunst zou de mens in staat zijn, zijn werkelijke natuur, zijn lagere, ‘triebhafte’ natuur te overstijgen en tot zijn ware natuur te kunnen geraken: zijn hogere, ware zelf. 

Het ware zelf – in al zijn facetten. Dit is wat Harry in zijn weerspannige, maar nooit ondoorgrondelijke werk ten uitdrukking brengt. In zijn kunstwerken brengt Harry de gehele bandbreedte van het menselijk zijn aan het licht. Soms laat hij daarbij enkele aspecten bewust in het donker – of in de schemering – en legt daarmee de interpretatie in de handen van de toeschouwer. Er is een hoop te ontdekken in de ruwe vormen en materialen die Harry voor zijn kunstwerken gebruikt en die het draagvlak van een hogere boodschap vormen. De waarheid moet gezocht en gezien worden. Toch is de thematiek van Harry’s werk herkenbaar en toegankelijk, ook al voert ze ons soms over kromme, smalle en stenige wegen, juist omdat zijn kunst over elementaire en fundamentele menselijke toestanden gaat. Als ik

Harry’s werk samen zou mogen vatten, omvat het alles wat de mens is en op een bewust en onderbewust niveau bezighoudt. De toeschouwer kan herkenning en troost in zijn werk vinden in het besef, dat dat wat de mens als enkeling bezighoudt, de mensheid in haar collectieve wezen met zichzelf verbindt. De mens is niet alleen. In de kunst wordt de mens vereenzelvigd tot mensheid.


Kunst wil communiceren. Dit vraagt om een interactie tussen werk en toeschouwer. Kunst opent de communicatie door haar aanwezig-zijn; haar ‘Dasein in der Welt’, om in Heideggers terminologie te spreken. Het is als een mooie, mysterieus zwijgzame vrouw, die het niet nodig heeft de aandacht te trekken – omdat ze weet dat ze door nieuwsgierige blikken wordt bewonderd. Om toegang tot een kunstwerk te krijgen, moeten wij bewonderaars worden; ontvankelijk zijn voor de verschijning van het werk. Wij moeten het kunstwerk, zoals Nietzsche dat zo mooi zegt, ‘bejahen’; ja zeggen tegen het kunstwerk. Dit is de opening van de dialoog tussen u en de kunst.


Hoe vindt u toegang tot de kunstwerken die op deze tentoonstelling tentoongesteld zijn? Dit is een hoogst individuele aangelegenheid. Misschien wel door in stilte een toegang te zoeken. Een toegang in uzelf, om een ontvankelijke houding tegenover de kunstwerken aan te nemen. Ik kan me nog aan mijn eerste esthetische ervaring met een kunstwerk van Emil Nolde in Museum Ludwig te Keulen herinneren. Een bepaalde aantrekkingskracht ging van dit werk uit. Minuten lang stond ik zwijgend voor het werk. Ik staarde naar de kleuren en het werk begon in mij te werken. Deze ervaring heeft mijn blik voorgoed veranderd; mijn ogen voor kunst geopend.

Er gaat een bepaalde magische kracht uit van kunst, die tot in de diepste diepten van een mens kan doordringen. Hoe werkt dat dan, zo’n ästhetische ervaring? Deze vraag is van voortdurende relevantie en is door kunstenaars en filosofen door de jaren heen, in verschillende hoedanigheid, steeds opnieuw gesteld, bijvoorbeeld door Immanuel Kant in zijn ‘Kritik der reinen Urteilskraft’, waardoor de vraag naar de esthetische ervaring ook vandaag nog actueel is.


De esthetische ervaring – niet alleen als passieve openbaring voor de ontvankelijke mens, maar ook als act, als bewust besluit, gebaseerd op intentionaliteit. Deze intentie om ja te zeggen tegen een kunstwerk baant de weg voor de esthetische ervaring. Voor mij persoonlijk werkt het zo: ik ga voor een werk staan dat me lijkt te roepen, adem het in al zijn hoedanigheid in, om het binnen te laten dringen en het te ontvangen zoals het binnen wil komen. Ik stel me open voor wat het te zeggen heeft. Is het toegankelijk? Maar ook, net als in het contact met andere mensen, vraag ik mezelf, sta ik werkelijk open, ben ik werkelijk bereid te luisteren naar wat de onbekende ander me probeert te vertellen? Wat verhindert me in mijn ontvankelijkheid, welke elementen in dit werk roepen misschien afkeer of weerstand in mij op en waarom? Schiller roept ons hierbij op alle aspecten in de spiegel te bekijken. Vinden we alles mooi wat we in de spiegel zien? Nee, zeker niet, maar, net als het leven, moeten we onze eigen aanblik met Nietzsche bejahen en ook ja zeggen tegen de aanblik van onszelf in het kunstwerk. Het is niet alleen maar schoonheid wat we zien, maar het is allemaal waarheid.

Ik wil u uitnodigen u open te stellen voor een esthetische ervaring. Een esthetische ervaring – misschien wel een openbaring in stilte. In de stilte naar de kunst te luisteren, want in de stilte openbaart zich de waarheid van het kunstwerk. De kunst is deze boodschappen van elementaire waarheden in te laten dalen en te verankeren in uzelf. De ontmoeting met kunst leert ons deze waarheden te durven ervaren en te aanvaarden – dit alles hangt enkel en in het geheel van onze ontvankelijkheid af. Bent u bereid meer over uzelf in de ervaring met kunst te ervaren?

Ik zou graag af willen sluiten met volgend citaat van Friedrich Schiller, met korte toelichting:


Man muß die Dinge anders sehen, als sie sind.

Dit anders zien noemt Schiller een productieve schijn en is het wezen van de ästhetische ervaring. Hiervoor moet de vervreemdende afstand tussen u als subject enerzijds en het kunstwerk als object anderzijds uitgewerkt worden, door uw welwillende en regelgeleide inbeeldingskracht. Het gaat er in de esthetische ervaring dus om, met uw intentionaliteit deze vervreemdingskloof tussen u en het kunstwerk te overstijgen.
Met Schiller roep ik u op tot ontvankelijkheid de dingen anders te zien dan ze zijn. Daarmee wens u allen een inspirerende esthetische ervaring.

Voorbereiding van de tentoonstelling

Gesprek met Harry van den Berg, kunstenaar, bouwer, mysticus en…clown?

Toen Harry 30 jaar geleden zijn vader vertelde dat hij kunstenaar wilde worden, antwoordde zijn vader verschrikt: dan ga je dus clown uithangen! Gelukkig steunde zijn moeder de wens van Harry volledig en vond dat hij moest gaan doen wat hij belangrijk vond in zijn leven.

Harry wilde als kind missionaris worden. Hij had in het Brabantse dorp waar hij opgroeide een priesterwijding bijgewoond van een missionaris in spe. Die gebeurtenis had diepe indruk gemaakt op de jonge misdienaar. Hij ging naar het seminarie maar tot priester is hij niet gewijd.

Na enige omzwervingen werd Harry eind jaren 70 kunstenaar en startte de experimenten met  Zeep,in Eindhoven, een belangrijke  vitale inspiratie bron , motor. Harry was autodidact in de kunst; hij wilde onder geen beding naar een kunstacademie. “Daar leer je meer af dan aan”. Hij was niet goed maar ook niet geïnteresseerd in schilderen of tekenen. Harry wilde provoceren, schuren, op een eigen spoor komen.

In die jaren maakte hij kennis met Die Neue Wilden; Joseph Beuys, Penck, Baselitz. Eerder al maakte het schilderij De Dans van Henri Matisse een overweldigende indruk op Harry. 

Als kunst dat teweeg kon brengen.”Hart, hoofd en hand kwamen samen en dan pas kun je blijkbaar kunst maken” het voelde als thuiskomen.

Na zijn breuk met Zeep begon de zoektocht naar een eigen idioom. Taal speelde toen al een belangrijke rol. Hij streefde een ontregeling van de ontroering na. Eindhoven werd te bekend voor Harry. Vertrek naar Amsterdam… want daar gebeurde het! Een nieuwe uitdaging. 

Jaren sloot hij zich op in zijn atelier, een harde werker “Ein Kunstler kennt kein Weekend”(J.Beuys)

In de beslotenheid van zijn werkplaats, weg van de herrie naar de stilte, schiep hij zijn eerste installaties, zoals een serie woordschilderingen op vensters die nog in hun kozijnen zaten. 

In Acquoy, in een verbouwde boerderij , met pracht ruimtes en mooie grote tuin was eind jaren tachtig zijn eerste grote overzicht expositie. Daar  kwam zijn confronterende, eigenzinnige werk volledig tot zijn recht. In zijn “In Memoriam” opgedragen aan zijn vader die net was overleden, verbeeldde Harry de vele stappen die zijn vader had moeten zetten in zijn zware bestaan tot uitgezaagde zolen die door een bed van spijkers naar een ( afgebroken) ladder toe gingen. Daar verschenen voor het eerst de uitgezaagde woorden en teksten die samen met het beeld zo’n krachtige uitstraling hadden. Het werk was vaak groot, eerder museaal dan geschikt voor een huiskamer. Maar dat vond en vindt Harry niet belangrijk. ” elk kunstwerk bepaalt zijn eigen maat.” Hoogste streven is dat het zich ontvouwt totdat het klopt en alles is zoals ik het  voorbewust voorvoelde , bedacht en langzaam organisch tot vorm/bestaan gebracht had.  Daar wilde en kon ik geen compromissen in sluiten”.

Na twaalf jaar full time als kunstenaar te hebben gewerkt zocht Harry een bijbaan  om  voor zijn gezin met twee zonen te zorgen. Werken aan zijn kunst ging echter altijd door. Zijn auto werd besmeerd met teer en beplakt met uitgezaagde teksten. Maar ook zijn kleding, meubels, zijn keukenkastjes. Alles werd getransformeerd tot objecten verpakt in de verzengende boodschappen die Harry verteerden. Woord en beeld, beeld en woord, totdat het gewenste evenwicht was bereikt. “woord heeft nooit voorrang op beeld. De inspiratie begint bij het beeld”.

De straat maar ook kringloopwinkels en de verkoolde houtresten en as uit zijn houtkachel voorzagen de kunstenaar van zijn materialen. Associaties die in duizelingwekkend tempo over elkaar heen buitelden. Klassieke muziek met name Beethoven en Mahler en filosofen zoals Nietzsche inspireerden. Zij zetten aan tot zelfonderzoek en de vertaling tot een gelaagder en rijker beeld dat het zelf van de kunstenaar overstijgt. Zijn huis werd een Gesamtkunstwerk.

Uitwijken naar Ermelo waar een caravan het nieuwe atelier werd. Daar aan de rand van de Veluwe werd een groot oeuvre opgebouwd. Naast zijn drukke baan bleef altijd dezelfde drang om te creëren. Hem daar bezoeken was een avontuur. Zijn terrein betreden was als het betreden van het universum van Harry, waar je kennis kon maken met de denkbeelden die hem bezielden.

Na zijn pensionering terug naar een atelier in Amsterdam. Ditmaal in een antikraakpand aan de Kloveniers Burgwal. Een ooit statig grachtenpand dat helemaal onttakeld aan Harry in beheer werd gegeven. Nooit tevoren ontstond er zo’n grote harmonie tussen zijn werk en de omgeving als in deze verlaten, verweerde vertrekken. Drie verdiepingen had hij tot zijn beschikking en in enkele maanden tijd ontstond er weer een imposante productie. Harry is er heel tevreden over. 

Expositie Harry van den Berg   24 maart t/m 13 april 2019  bij stichting Koel 310 in Alkmaar. 

Motto van de tentoonstelling